Met een intelligentie-onderzoek onderzoek je niet alleen de intelligentie van een kind (o.a. het IQ), nog belangrijker is dat je onderzoekt wat de sterke en zwakke kanten van een kind zijn (het leervermogen).
Je doet dit meestal:
- als je meer informatie wilt over het ‘huidige’ leervermogen van een kind
- als ondersteuning voor een schooladvies voor het voortgezet onderwijs
- als de resultaten op de toetsen op school niet overeen lijken te komen met de mogelijkheden van een kind
- als je een second opion wilt (twijfels over eerder onderzoek)
Het onderzoek geeft informatie over de sterke en minder sterke kanten van het leervermogen van het kind, en wat dit betekent voor de onderwijsbehoeftes. Dit komt uit de test zelf, en uit observatie tijdens de test, wat extra informatie geeft over b.v. begrip van instructie, (on)zekerheid, concentratie, motivatie en inzet.
Er zijn verschillende intelligentie-onderzoeken die bij verschillende aanleidingen worden gebruikt.
Als een kind de Nederlandse taal bijvoorbeeld niet goed beheerst (bijvoorbeeld korte tijd in Nederland is, slechthorend is, of er is sprake van taal/spraakproblematiek) dan worden over het algemeen non-verbale tests gebruikt, zoals de WNV-NL (Wechsler Non-Verbal) en de SON-r (Snijders Oomen Non-Verbal-revised)
Andere onderzoeken meten zowel non-verbale als verbale capaciteiten. De twee meest gebruikten zijn de WISC-V (Weschler Intelligence Scale for Children) en de RAKIT-2 (Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentie Test).
In mijn praktijk gebruik ik met name de WISC-V, deze is in december 2017
uitgekomen.
Meer informatie:
Over de WISC-V
Wikipedia over intelligentie